Zijn oorlogsverleden tijdens de oorlog 40 – 45 en
krijgsgevangene in werkkampen STALAG VID en STALAG XIB
Een artikel van Jacques Van de Velde
Inleiding.
Als lid van de vereniging van de Koninklijke “Nationale Strijdersbond van België” (NSB), Afdeling Hamme, wil ik jullie laten kennis maken met een verhaal van een Hamse soldaat
tijdens de 18 daagse Veldtocht van de oorlog 40 - 45.
Ik ben Jacques Van de Velde en ik breng dit verhaal van mijn vader, enerzijds om mijn vader te eren, anderzijds om de gruwelen van een oorlog aan te tonen.
Elke oorlog brengt namelijk ellende, ontbering, rampspoed, familiale en andere drama’s… en dat was in 40-45 niet anders.
Dit oorlogsverhaal van mijn vader, soldaat Georges Van de Velde, is onder andere gebaseerd op informatie dat ik heb verkregen bij de Dienst “Sectie Classified Archives”
(Centrum voor Historische Documentatie van Defensie) te Evere.
Dit verhaal is in samenwerking van Frankie Van Damme ( secretaris van NSB afdeling Hamme) opgesteld.
Dank u wel, Frankie !!
Ik hoop dat dit waar gebeurd verhaal velen onder ons zal aanspreken en beroeren.
De dienstplicht.
Georges Jozef Van de Velde werd geboren op 21 januari 1910.
Hij groeide op in ons landelijke Hamme en moest net zoals zovele jonge mannen zijn legerdienst vervullen.
Hij werd opgeroepen en vervoegde zijn eenheid op 31 mei 1930.
Het 6e linie regiment had een grote traditie en toch al een stevig palmares. Dit regiment werd namelijk al opgericht op 16 oktober 1830, mijn vader heeft er dus het “eeuwfeest”
meegemaakt. Het 6e linie bestond 100 jaar.
Tijdens zijn legerdienst ontstond een vriendschap met Joannes Antonis, een “milicien” die samen met hem de eerste compagnie van het 6e Linie had vervoegd.
Johannes, die afkomstig was van Antwerpen, werd korporaal .
Ik denk dat ze samen een mooie “troepentijd” hebben gehad.
Mijn vader en Joannes waren samen “demob”, met andere woorden, beiden “zwaaiden” af op 31 mei 1931.
Dat afzwaaien is in feite met onbepaald verlof geplaatst worden.
Sommige miliciens werden later opgeroepen om “hun kamp” te doen, zoals Joannes, die 2 jaar later een wederoproeping had om een kampperiode te voltooien (Kamp Beverlo).
Beide vrienden onderhielden wel contact, maar dat verwaterde wel een beetje op termijn. De vooroorlogse jaren kan je niet vergelijken met de hedendaagse manier van reizen en
communiceren.
Joannes woonde, zoals ik reeds vermelde, in Antwerpen, en dat was in de dertiger jaren al een hele uitstap.
Rekening houdend met de crisis begin jaren 30, België zat, net zoals zoveel landen, in een recessie.
En tenslotte gaat het leven verder. Zowel in Hamme als in Antwerpen.
De familiale situatie.
Op 27-jarige leeftijd huwde hij met Maria Alphonsina De Bus op 30 september 1937. Het koppel was vanaf toen woonachtig in de Veldstraat 121. Het koppel was vanaf toen woonachtig
in de Veldstraat 121. Het gezinnetje was reeds gezegend met twee kindjes toen in 1939 een derde op komst was.
De wederoproeping.
Op 1 juni 1939 werd Georges Van de Velde verwittigd van een wederoproeping.
Hij werd terug onder de wapens geroepen in het Belgische leger.
Bij de wederoproeping liet hij dus een zwangere vrouw en twee kleine kinderen achter.
Hij werd gemobiliseerd op 11 september 1939 bij het 36ste Linieregiment - 1ste Bataljon - 1ste Compagnie - 1ste groep onder bevel van Kapitein-Commandant Guerin.
Zijn wapens en kleren berusten toen in het Legerdepot Nr.2 in de Sint - Bernard Kazerne te Hemiksem.
In totaal telde het Belgische leger na mobilisatie ongeveer 600.000 manschappen of ongeveer 8% van de Belgische bevolking.
Op die 11e september 1939 kwam hij ook zijn goede vriend Joannes terug tegen. Ze werden beiden in dezelfde eenheid ingelijfd.
Het verhaal van de Achttiendaagse Veldtocht van mei 1940
Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger België binnen.
Al tijdens de eerste uren werd de Belgische luchtmacht op de grond vernietigd na massale bombardementen, waarbij enkele duizenden doden vielen.
Het fort Eben-Emael (bij Luik) viel reeds na één dag in Duitse handen.
Strategische bruggen over het Albertkanaal bleven intact en werden ook door de Duitsers bezet.
Duitse troepen trokken over de Maas in Dinant.
Ze trokken in snel tempo met hun tanks in de richting van Frankrijk.
De Belgische munitievoorraad was quasi volledig opgebruikt, en ook van buurlanden en bondgenoten kwam er geen bevoorrading meer.
De achttiendaagse veldtocht heeft, zoals de naam reeds liet vermoeden, achttien dagen geduurd en het Belgische leger capituleerde op 28 mei 1940.
De situatie tijdens de mobilisatie van het 36ste Linieregiment.
Het 36ste Linieregiment (36Li was een reserve-eenheid) werd op 10 september 1939 in de oude abdij van Sint- Bernardus te Hemiksem gemobiliseerd als ontdubbelingsregiment van het 6
Li. (6Li was een actieve eenheid).
Het 36Li was een onderdeel van de 14de Infanteriedivisie (14 Div), een divisie van de tweede reserve, die samengesteld was uit miliciens van de klassen 1928 tot en met 1931.
De 14Div werd ook nog aangevuld met twee andere reserve-eenheden, namelijk 35Li en 38 Li. In die infanterieregimenten van de tweede reserve ontbraken zware mitrailleurs en
anti-tank kanonnen (C47mm).
De fuseliers bezaten de Mauser (G98) en de lichte Chautchat mitrailleurs (Franse makelij - ontwerp van 1907) die sinds 1915 dienst deden.
De Chauchat woog 10 kilogram en werd gedragen door één soldaat. Deze soldaat werd bijgestaan door een assistent die als bevoorrader fungeerde. De Chauchat had een heel slechte
reputatie gezien hij veel problemen had in modderige en vochtige omstandigheden. Hij blokkeerde enorm veel!
Na de oorlog vertelde mijn moeder maar met mondjesmaat wat mijn vader haar had toevertrouwd. Hij was ten oorlog gegaan zonder wapen (geen geweer dus), maar moest wel een zak met
munitie dragen van zijn kameraad die wel voorzien was van een geweer. Ik vermoed dus dat vader een bevoorrader was van een Chauchat schutter.
Daarbovenop waren er geen granaatwerpers voor handen. De manschappen hadden enkel de Viven-Bessiéres tromblons (kwam op de loop van hun geweer - dracht 150m).
Met andere woorden, de toestand was abominabel.
Zoals hierboven reeds vermeld vervoegde mijn vader en Joannes op 11 september 1939 hun eenheid. Samen met het hele regiment gingen ze mee op kampperiode.
Tenslotte moeten de vaardigheden die enkele jaren voorheen waren opgedaan opnieuw ingeoefend worden.
Drie dagen na de mobilisatie ging het per trein naar Leopoldsburg. Daar was een trainingsperiode voorzien van tien dagen (Beverlo).
Na deze kampperiode ging het richting Kapellen, waar ze als onderdeel voor de verdediging van de
Versterkte Positie Antwerpen (eind september 1939 tot eind januari 1940) fungeerden.
Op 28 januari 1940 werden ze in Antwerpen afgelost door het 7de Regiment Jagers te voet.
36Li kwam, via tussenstops te Koolskamp en Diksmuide, toe aan de westkust waar het regiment te Oostduinkerke ondergebracht werd.
Daarna ging het richting Albertkanaal, en op 1 maart 1940 kwam het 36Li aan te Kermt (bij Hasselt).
Op 10 mei 1940 viel dus het Duitse leger België binnen.
Joannes, mijn vader en de rest van het Belgische leger alsook de Belgische bevolking waren in oorlog…
Vrijdag 10 mei 1940 (Dag 1)
De 14de Infanteriedivisie bewaakt de sector van Beringen tot Hasselt aan het Albertkanaal.
Daarbij bezet het 36Li de ondersector van Rekhoven (exclusief) tot Stokrooie (inclusief)
Het 3de bataljon neemt het rechter kwartier van het echelon in.
Het 1ste bataljon bevindt zich op de tweede verdedigingslinie op enige afstand van het kanaal.
Ten westen van het 36Li sluit het 1ste bataljon van het 38ste Linieregiment aan.
Ten oosten bevindt zich het 2de bataljon van het 24ste Linieregiment van de 4de Infanteriedivisie.
De commandopost van het 36Li is opgesteld te Kermt.
Het peloton verkenners is ontplooid op de noordelijke oever van het kanaal.
Het regiment ontvangt rechtstreekse vuursteun van de 1ste groep van het 22ste Artillerieregiment.
Het regiment is versterkt met één peloton C47 antitankkanonnen van de Compagnie C47 van de 1ste Infanteriedivisie.
36Li start ‘s nachts met de inplaatsstelling en iedereen neemt zijn positie in.
Een drietal uur later kan Luitenant-Kolonel Lesire, bevelhebber van de 14e infanteriedivisie melden dat iedereen op post is.
Terwijl komen de eerste Stuka Bommenwerpers van de “Luftwaffe” aan de horizon tevoorschijn.
Deze Duitse vliegtuigen bombarderen een trein in de buurt van de Commandopost van de divisie.
De schade was beperkt.
Verdeeld over deze vrijdag zijn er nog enkele aanvallen met Stuka’s op de linies van het regiment.
De mitraillettes van de vliegtuigen spuwen hun dodelijke lading richting de Belgische stellingen.
De Belgische troepen staan quasi machteloos want 36Li beschikt slechts over de helft van zijn mitrailleurmunitie.
Een groot deel van de munitie voldeed niet. Nieuwe bevoorrading was niet voorhanden.
Tijdens de namiddag plaatst de genie van het 13de Geniebataljon een loopbrug over het Albertkanaal nabij de baan van Zolder naar Kermt. Deze loopbrug moet het peloton verkenners
toelaten om de eigen linies te bereiken bij de komende vernieling van de kanaalbruggen.
De Belgische genie slaagde erin de bruggen over de Kempische kanalen op tijd te laten springen en zich terug te trekken naar het Albertkanaal.
Twee bruggen over het Albertkanaal en het fort van Eben-Emael blijven in tact dankzij nieuwe Duitse eenheden, namelijk Duitse parachutisten .
Zaterdag 11 mei 1940. (Dag 2)
Het is in de voormiddag zeer druk aan de brug Van Stokrooie. De optocht van de Duitse troepen en het aankomend gevaar drijven veel mensen op de vlucht. Ook terugtrekkende
Belgische troepen van onder andere de Cavalerie die de voorposten bemanden langs het verbindingskanaal Maas – Schelde. Ook aan de daags voorheen geplaatste loopbrug willen
honderden mensen, die op de vlucht voor het geweld zijn, oversteken. Een lange wachtrij is het gevolg.
Maar terwijl tracht het 36Li zijn positie te verstevigen langsheen het Albertkanaal.
Aan hun rechterflank speelt zich een drama af rond het fort Eben - Emael.
Nadat een deel van de 6de Compagnie het kanaal was overgestoken en het struikgewas op de Bolderberg had afgebrand zodat een duidelijk schootsveld zichtbaar was, voerde een
detachement van 36Li een patrouille naar de overkant van het kanaal uit.
Alles lijkt rustig en de patrouille levert geen informatie op over de Duitse invasie.
Het Hoofdkwartier is desondanks op de hoogte dat Duitse troepen het front aan het Albertkanaal heeft gebroken.
En meer nog, dat ze oprukten richting Hasselt en ook richting Luik. Terugtrekken was de enige optie.
De bevelvoerende officier van de 14de Infanteriedivisie, Luitenant-Kolonel Lesire, moet de stellingen aan het Albertkanaal verlaten. Ze moeten post gaan vatten aan de
dwarsstelling van Lummen.
Ook mijn vader, met de rest van 36Li, moest terugtrekken en moest post vatten achter de K.W. stelling, ergens tussen Antwerpen en Leuven. De KW-stelling of KW-linie was een
Belgische antitankversperring tussen Koningshooikt en Waver (vandaar de KW in de naam) bedoeld als verdediging tegen een Duitse invasie in centraal België.
De verplaatsing gebeurde bij nacht in verschillende waaiers.
Eerst vertrok mijn vader met zijn eenheid (36Li - 1ste compagnie) om de installatie rond lummen voor te bereiden. Tijdens de terugtrekking werden de troepen onder vuur genomen
door de Duitsers. Mijn vader moest vliegensvlug dekking zoeken in een gegraven dekkingsgracht maar zijn munitiezak werd toch nog doorboord door afgevuurde kogels van de vijand.
Het moet een helse nacht zijn geweest.
Vervolgens verlieten ook de rest van het 1ste bataljon en de fuselierscompagnies van het 2de en 3de bataljon en de mitrailleurcompagnies de stellingen aan het Albertkanaal.
Zondag 12 mei 1940 – (Dag 3 - Dag van zijn gevangenname )
Het regiment kwam aan te Lummen, maar had problemen om de inplaatsstelling uit te voeren. De nodige kennis van het terrein ontbreekt, geen detailleerde kaarten en geen voorwaartse
elementen die het regiment in plaats moeten stellen. De vermoeidheid slaat toe en de aangekomen eenheden willen rusten na een helse nacht.
Er waren plannen om een gedeelte van de gemeentes onder water te zetten (beproefde methode van wereldoorlog 1), maar die waren niet uitgevoerd. Enkel een kleine oppervlakte aan de Demer was overstroomd.
De drie bataljons ontplooien zich op een enkele lijn:
• Het II/36Li neemt de zone tussen Rekhoven en Lummen in.
• Het I/36Li bezet lummen zelf, dwars over de weg naar Kermt.
• Het III/36Li bezet het zuidelijke kwartier tussen lummen en Linkhout.
• De commandopost van het regiment wordt te Mellaar geïnstalleerd.
• Het regiment blijft versterking ontvangen van
o een peloton C47 antitankkanonnen van de 1ste Infanteriedivisie
o een peloton mitrailleurs van het Eskadron Luchtafweermitrailleurs
• Links van het II/36Li ligt het I/38Li tussen Genebos en Rekhoven.
• Rechts het 24Li en 2de Regiment Carabiniers - wielrijders dat het kwartier rond Halen heeft bezet.
Reeds in de voormiddag was er een eerste contact met de vijand. Het 1ste bataljon hadden vijandelijke verkenners onder vuur genomen waardoor ze hun posities bekendmaakten aan de
Duitse troepen. De Duitse troepen bestookten de ganse voormiddag het 1ste bataljon. En daar bleef het niet bij, er braken vuurgevechten uit aan het 2e Bataljon en Duitse troepen
maakten gebruik van mortiervuur. Het 2e bataljon lag constant onder vuur. Daardoor verlieten verschillende detachementen hun posities om weg te vluchten van het slagveld. Chaos en angst namen toe, de Duisters waren te sterk, met te veel en hadden munitie in overvloed. De meeste Belgen hadden te weinig materiaal, te weinig munitie en te weinig training
gekregen aldaar. Het overgrote deel van de 7de compagnie vluchtte naar Lummen. De 11de compagnie deed nog een mislukte poging om de verlaten stellingen van de 7de compagnie
opnieuw in te nemen. Het regiment werd dan zijdelings aangevallen.
Ook de 1ste compagnie, waartoe mijn vader behoorde, werd verdreven. De bevelvoerende officier, Kapitein-Commandant Capellen viel in handen van de Duisters en werd als levend
schild gebruikt door de invallers.
De Duitse troepen stootten door naar Beringen en de Belgen werden overrompeld.
Lummen viel.
Er sneuvelden die dag 37 soldaten, waarvan 16 soldaten van 36Li.
Uit onze streek waren twee soldaten bij de slachtoffers.
August Van Hoye uit Waasmunster die te Waasmunster begraven is, en Albert De Winter uit Temse die ook in zijn geboortedorp zijn laatste rustplaats heeft.
De meeste soldaten van het 1ste en het 2e bataljon werden krijgsgevangen gemaakt.
Het Belgische front aan de dwarsstelling van lummen was dus gevallen.
Na twee dagen strijd te hebben geleverd was ook voor Georges Van de Velde de strijd ten einde.
Samen met Joannes en de meesten soldaten van zijn eerste compagnie werd ook hij gevangen genomen.
En samen met de vele andere krijgsgevangen werd ook Georges Van de Velde naar het station van Hasselt gebracht.
Van daaruit ging het richting Duits Krijgsgevangenkamp per trein. Het vervoer was in beestenwagens waarbij je niet kon neerzitten, geen drank kreeg en geen eten.
De reis was een hel!
Na zijn gevangenname werd Georges van de Velde naar Hasselt gebracht en van daaruit vertrok de trein richting Dortmund.
Hij werd namelijk op 12 mei 1940, samen met Joannes, overgebracht naar het STALAG VI/D een krijgsgevangenkamp te Dortmund. Mijn vader had kampnummer 28117 en Joannes 28116.
Het krijgsgevangenenkamp VI D bevond zich op het terrein van de Westfalenhallen in Dortmund en was een centrale voorziening voor de bevoorrading van zware industrie in het
Ruhrgebied met krijgsgevangenen. Het hoofdkamp VI D was het vierde krijgsgevangenkamp gevestigd in het militaire district. Het diende de registratie van krijgsgevangenen, hun
hygiënische controle en de verdeling in werkcommando's.
Meer dan 70.000 gevangenen werden ondergebracht in het kamp, waarvan ongeveer 10.000 tegelijkertijd.
De krijgsgevangenen die in dit kamp zaten, kwamen voornamelijk uit Polen, Frankrijk en de USSR , werden ook tewerkgesteld in de zware industrie van Dortmund.
Mijn vader heeft veel geluk gehad, want veel krijgsgevangenen hebben het verblijf in het hoofdkamp VI D niet overleefd en zijn vandaag begraven op de belangrijkste begraafplaats
in Dortmund .
Vandaag herdenkt een monument de 5.095 overleden Sovjet dwangarbeiders.
Dat monument werd op 25 Juli 2007 onthuld.
Mijn vader zou slechts 12 dagen in het krijgsgevangenkamp STALAG VI/D verblijven.
Van 12 mei tot 24 mei.
Natuurlijk was hij daar niet alleen. Het was er een waar gevecht om aan eten en drinken te raken.
Ter illustratie kan ik hier een korte passage uit de biografie van Roger Cottyn aanhalen, Roger die een maand later in STALAG VI/D was toegekomen:
Dat we in Duitsland zijn, hebben we al gemerkt . Sommige beledigen ons, maar bewakers houden dingen georganiseerd. We halen ons eten uit Poolse keuken. Een pap bestaande
uit aardappelen rechtstreeks uit de zakken en ongespoeld in een ketels gegoten. Dan gras dat s'morgens door sommige Belgische soldaten werd gemaaid en naar de keuken gebracht en
daar werd soep van gemaakt. Na twee dagen vasten moet ik ook dit eten. De sanitaire voorzieningen zijn uiterst primitief. Een brede sloot met een balk erboven diende als toilet en mensen zitten erop als kippen op de paal. Op een dag zullen we voor het eerst worden gevoeld. Alle lederen apparatuur is ons afgenomen. We kunnen maar één paar schoenen houden.
Tijdens een luchtaanval vallen sommige bommen in de buurt.
Later heeft mijn moeder me eens toevertrouwd dat vader in erbarmelijk toestand in het kamp zat en daar “tengelensoep” (brandnetelsoep) moest eten en velen onder hen zagen zwart
van de luizen die ze daar hadden. Onder andere Joannes was echt vergeven van de luizen.
Mijn vader verbleef, samen met enorm veel andere mensen, in de Westfalenhalle (de velodrom). Ze sliepen daar met drie gevangenen in één bed!
Er waren mensen die daar in ergere toestanden verbleven. Omdat het kamp de toevlucht van gevangenen niet meer aankon werden er houten barakken bijgebouwd. Van de 10.000 gevangenen sliepen er minstens 7.000 in houten wankele constructies.
Krijgsgevangenkamp STALAG XI B (24 mei 1940 – 23 augustus 1940)
Op 24 mei 1940 werd mijn vader overgebracht naar het STALAG XI B krijgsgevangenkamp.
Ook hier was Joannes er weer bij.
Terug de trein in en in overvolle “veewagens” moesten de gevangenen rechtopstaand in het donker de rit ondergaan. Geen eten, geen drinken! Heden ten dage worden zelfs beesten niet meer in dergelijke erbarmelijke toestand vervoert.
Dit kamp, gesitueerd in Fallingbostel, was gebouwd in 1937 als een verblijf voor werkkrachten die de accommodaties in het nabij gelegen “truppenübungsplatz Bergen” bouwden.
De “hutten” van de werknemers werden in september 1939 omheind met prikkeldraad en omgedoopt tot kamp STALAG XI B.
Einde van 1939 kwamen daar de eerste krijgsgevangenen uit Polen aan.
In 1940 aangevuld met Belgen en Fransen.
Eind 1940 stonden er 40.000 gevangenen geregistreerd, maar de meeste onder hen waren afgedeeld in werkkampen in de buurt.
Slechts 3.500 verbleven effectief in STALAG XI B.
Het ging steeds meer en meer bergaf met de omstandigheden. Hygiëne was een groot probleem omdat watertoevoer te beperkt was. Daardoor is er zelfs tyfus uitgebroken.
In 1941 kwamen er zelfs nog 12.000 extra Russische krijgsgevangenen toe.
Tijdens de oorlogsperiode van 1939 tot 1940 stierven in Fallingbostel 25 Poolse, 132 Franse, 81 Joegoslavische, 35 Belgische, 28 Britse, 28 Amerikaanse en 20 Slowaakse
krijgsgevangenen en één Canadese, Zuid-Afrikaanse en Nederlandse soldaat. Het aantal overleden Sovjet krijgsgevangenen in onbekend.
Na zijn vrijlating
Mijn vader, Georges Jozef Van de velde, werd vrijgelaten op 24 augustus 1940.
Eén dag later dan Joannes.
De krijgsgevangenen werden met de hulp van het rode kruis met de trein terug naar hun vaderland gebracht.
Alle krijgsgevangenen werden in de krijgsgevangenkampen in zeer erbarmelijke toestanden gehuisvest.
Het is dan ook evident dat vele opgesloten mensen zwak werden, ongelooflijk vermagerden en serieuze traumatische ervaringen hadden.
Of mijn vader getraumatiseerd was weet ik niet, ik heb er nooit iets van ondervonden.
Maar bij zijn thuiskomst was hij wel extreem vermagerd.
Een anekdote dat mijn moeder meer dan eens aanhaalde was dat vader na zijn thuiskomst, tijdens zijn eerste ontbijt met zijn handen de broodkruimeltjes bijeen veegde om ze dan op
te eten. Er moogt namelijk niets verloren gaan.
De oorlog was in 1940 nog niet voorbij natuurlijk, integendeel.
Duitsland was een vijand die men niet enkel militair, maar ook economisch wou treffen.
Antwerpen was een bezette stad, en de bezetter werd steeds driester. Het geweld in Antwerpen nam toe.
Tevens had Antwerpen als grote stad een economische en militair waardevolle haven voor de Duitse bezetter.
Om de Duitsers te treffen bombardeerden de geallieerden de haven.
Maar bombardementen in de veertiger jaren misten wel al eens hun doel. En dat was ook zo op 3 en 4 oktober 1941. Antwerpen werd weer eens geraakt door een mislukt bombardement. De bommen troffen een wijk nabij de Zoo.
Er vielen naar schatting twintig doden. De volgende nacht waren er nog meer slachtoffers, 40 doden en 60 gewonden. De buurt rond de Pioensteeg deelde enorm in de klappen.
Joannes en zijn echtgenote, Jeanne Torfs, vluchtten weg uit Antwerpen.
Zij kwamen bij mijn ouders thuis logeren.
Zij zijn gebleven tot de bevrijding van Antwerpen in september 1944.
Cine rex geraakt door bombardement
Wij allen, en dat zijn mijn broers en zussen en ikzelf, herinneren ons nog de vele mooie momenten na de oorlog tussen beide kameraden, dit was vriendschap voor het leven.
Dat zijn herinneringen die in ons geheugen geprint staan en die wij nooit zullen vergeten.
De link met de Nationale Strijdersbond
De eerste jaren na de oorlog waren jaren om het verleden te vergeten. Het leven gaat verder!
Mijn vader moest voor het gezin zorgen, dat was natuurlijk zijn eerste bekommernis.
Het echtpaar vestigde zich in de Broekstraat en er kwamen nog kindjes bij, onder andere ikzelf.
Maar blijkbaar is er na verloop van tijd toch iets verandert en werd de oorlogservaring aanvaard.
In 1967 heeft vader dan een aanvraag gedaan bij de NSB om het statuut van strijder te verkrijgen.
Dankzij het statuut van strijder, en met een beetje hulp van NSB, heeft mijn vader dan zijn aanvraag gedaan om te krijgen waar hij recht op had, namelijk de medailles van
strijder.
Hij heeft de medailles ontvangen in datzelfde jaar, in 1969.
De aanvraag aan NSB om als strijder erkent te worden De aanvraag voor zijn medailles
De medaille staat oorspronkelijk voor een wedde, een vergoeding. Maar die was er voorlopig nog niet. Dus die moest ook nog verkregen worden.
Tenslotte had mijn vader, net als duizenden landgenoten, een serieuze opoffering gedaan voor zijn vaderland.
NSB bleef ijveren om de strijders van 40-45 een tegemoetkoming te geven, en met resultaat.
Een Koninklijk besluit van 20 februari 1975 houdende statuut van vergoeding ten gunste van de Belgische militairen die tussen de verschillende fasen van de mobilisatie van
1939-1940 dienst hebben volbracht werd bekrachtigd en was van tel 10 dagen nadat het bekend was.
Het KB verscheen in het staatsblad op 10 april en was dus van toepassing vanaf 15 april 1975.
Op 28 februari 1978, dus drie jaar nadat het KB van tel was, werd mijn vader uiteindelijk erkent.
Attest statuut vergoeding
Nawoord
Veel meer kan ik niet vertellen over de ellende en miserie dat mijn vader, net zal zoveel duizenden ander militairen en burgers, heeft mee gemaakt.
Vele verhalen zijn hetzelfde, namelijk een verhaal van gestoorde mensen die andere mensen behandelden als vee, als beesten, als het laagste van het laagste!
Ook dat van mijn vader is er zo een.
Er zijn slechts enkele fracties aan onze oren gekomen, mijn moeder vertelde quasi nooit iets over vader zijn oorlogsbelevenis.
Wist ze het zelf niet?
Vond ze het te gruwelijk om aan ons te vertellen?
Mijn vader zelf heeft zijn ervaringen nooit aan zijn kinderen verteld.
Misschien was er toch een trauma dat hem parten bleef spelen, of misschien was de gruwel echt wel te groot…
Kaart met opgave der oorlogsdiensten voor strijder 40-45
Mijn vader had, zoals hierboven vermeld, twee medailles ontvangen voor zijn deelname als strijder aan de oorlog.
1. De medaille van de militaire strijder.
Dit ereteken werd toegekend aan allen die tijdens de tweede wereldoorlog streden in de rangen van de
Belgische strijdkrachten in Groot- Brittannië.
Op de voorzijde een Romeins zwaard op de verticale armen van een kruis, op de horizontale armen
de jaartallen 1940 – 1945.
Op de achterzijde een leeuw midden op het kruis. Het lint is geel met groene randen en 2 balken met de
Belgische driekleur.
2. Herinneringsmedaille 40-45
Een medaille die werd toegekend aan allen die dienst deden tussen 10 mei 1940 en 7 mei 1945 in een eenheid
van de Belgische strijdkrachten , de weerstand, de koopvaardijvloot enz… aan de zijde van de geallieerden.
De voorzijde draagt de letter "V" voor Victory bekend gemaakt in die tijd door Winston Churchill,
met daarin een brullende leeuwenkop en de jaartallen 1940 – 1945.
De achterzijde vermeld de titel van deze medaille in beide landstalen.
Deze veelvuldig voorkomende medaille is toch bijzonder door een hele resem verschillende kentekens
op het lint. Wie deelnam aan de 18-daagse veldtocht spelde 2 gekruiste sabels op het lint.
Medailles van vader
Laat ons hopen dat we wel degelijk iets hebben geleerd uit de geschiedenis, dan hebben al die strijders uit eerste en tweede wereldoorlog niet voor niets gestreden.
Laat ons hopen dat we wel degelijk iets hebben geleerd uit de geschiedenis, dan zijn duizenden en duizenden slachtoffers niet voor niets gestorven.
Laat ons hopen dat we wel degelijk iets hebben geleerd uit de geschiedenis, dan zijn die duizenden militairen niet voor niets gestorven op het slachtveld!
Laat ons hopen dat we wel degelijk iets hebben geleerd uit de geschiedenis…
Jacques Van de Velde,
zoon van Georges Jozef Van de Velde
Bronvermelding:
Centrum voor Historische Documentatie van Defensie – wikipedia - 18daagseveldtocht.be
Bunkergordel.be - fallingbostelmilitarymuseum.jimdo.com